Soba noedels zijn noedels van boekweit (of van boekweit en tarwe) en water. Ze zijn dun, meestal zachter en wat donkerder van kleur dan andere noedels, en ze lijken qua vorm het meest op spaghetti. Toch zijn soba noedels niet zomaar noedels.

Voor veel mensen zijn soba noedels nog altijd geen dagelijkse kost, terwijl ze al honderden jaren bestaan. Aanvankelijk werden ze alleen gegeten in China en later Japan. In Japan maakten de noedels een grote ontwikkeling door en werden ze enorm populair. Toen wereldwijd de culinaire grenzen vervaagden, leerden we ze in de rest van de wereld ook kennen.

Boekweit (in Japan zeggen ze soba) is een kruidachtige plant die een beetje doet denken aan graan, maar geen graan is. Van de zaadjes van de plant wordt boekweitmeel gemaakt.

Japanse boeddhistische monniken aten in de 14e eeuw veel boekweitmeel met water. Ze draaiden er een bal van om ze beter te kunnen eten. Dat ging eeuwen lang zo, totdat de vraag naar boekweitmeel steeds groter werd en een lokale bakker bedacht dunne repen van boekweit te gaan maken. Toen die dunne repen ook door het keizerlijk paleis in Kyoto werden besteld, werden ze als soba noedels populair.

In Japan eten ze soba noedels in de soep, maar ook graag koud. Traditionele 'seiro' is een gerecht van koude noedels met wasabi, sjalotten en een sausje van dashi bouillon en soja om in te dippen. De noedels worden dan bij voorkeur nadrukkelijk de mond ingeslurpt. Dat slurpen zorgt dat de noedels en de dipsaus goed mengen, en dat -weten de Japanners- is beter voor de smaak.

Je kunt je soba noedels, die een beetje een nootachtige smaak hebben, dus koud eten (als basis voor een salade bijvoorbeeld), maar ze zijn ook heerlijk in de soep of in een roerbakgerecht.